Ierland en de Dingle Way

Guinnessinne

Je hoeft geen synesthesist te zijn om bij Ierland aan de kleur groen te denken. Bijna alles is groen in Ierland. De kleur zit in de vlag natuurlijk, als symbool voor het katholieke deel van de bevolking, gescheiden van het protestantse oranje door een vreedzame strook wit. Het groen zit in de shirtjes van de voetballers. En het zit in het interieur van de kroegen. Sommige huizen zijn zelfs groen. Maar bovenal zit de kleur in de natuur, veel groener dan in Ierland krijg je die niet. “Verdacht groen”, noemt onze buurman dat, doelend op het weer. Kijk, en dan kan je zeggen: we zoeken een andere vakantiebestemming, mét zongarantie. Maar je kan ook vier regenjassen en regenbroeken inpakken en gewoon gaan. Dat doen wij dus.

Wat ik me niet herinner, is of we ons hadden voorgenomen te gaan kamperen. Dat doen wij namelijk meestal, voornemen om te gaan kamperen. Om dan op het laatste moment te besluiten dat het toch niet zo handig is. Vanwege de kou, vanwege de warmte, vanwege de regen, de droogte, de kinderen of een ander natuurverschijnsel dat diepgaand kampeerplezier in de weg staat. Door dit kampeervermijdend gedrag hebben wij in de afgelopen jaren een enorme verzameling ongebruikte tenten opgebouwd. Want bij elk type toch-maar-niet-kampeervakantie hoort een uniek soort tent. Heb je je wel eens afgevraagd waardoor Decathlon is doorgebroken in Nederland? Komt door ons. En hetzelfde geldt voor Airbnb, want dat is hoe we dan uiteindelijk altijd niet-kamperen.

Enfin, dit is het plan: met onze eigen Prius op de boot reizen we via Groot-Brittannië naar Ierland. Daar gaan we rondtrekken, van Noord-Ierland, via Donegal in het noordwesten, naar de schiereilanden in het zuidwesten. Op het Dingle schiereiland gaan we een meerdaagse trektocht doen, daarover later meer. Na ruim drie weken vliegt ondergetekende dan terug, en een week later gaan Ellen en kinderen met boot en auto via Frankrijk terug naar huis.

Op vrijdagmiddag halen Ellen en kinderen mij op van mijn werk want later die avond vertrekt de veerboot van Hoek van Holland naar Hull. Eenmaal aan boord constateren wij wederom hoe fijn reizen per boot is. Weliswaar is het buffet middelmatig – volgende keer toch maar weer het à la carte restaurant – maar we slapen altijd geweldig. En het avondprogramma stemt vrolijk. In de bar wordt live Wimbledon uitgezonden op een groot scherm, de zinderende halve finale van Federer tegen Nadal. Pure nostalgie, ik kijk nooit meer tennis, maar op een boot, verstoken van gratis wifi, blijkt ineens weer hoe spannend dat is. Bovendien staat pal naast de bar een groepje musicalartiesten zich uit te sloven voor een handjevol publiek. Normaliter leidt alleen het woord musical al tot anti-peristaltische bewegingen, in ons huwelijksbootje althans. Maar vanavond op deze veerboot kan alles. We claimen de dansvloer en hebben een geweldige avond. Tot slot een gratis life-hack: stop het ticket van zo’n boottocht in je telefoonhoesje, en laat het daar voor onbepaalde tijd in zitten. Zo denk je thuis automatisch driehonderdvijfendertigduizend keer per dag terug aan die mooie vakantie. Hoef je ook geen dure souvenirs te kopen.

En zo beginnen we dus op zaterdagochtend geheel uitgeslapen en bruisend van levenslust aan de rit van Hull naar het Lake District. Daar nemen we onze eerste duik in net iets te koud water – een mooie familietraditie. En we slapen er een nachtje in Sowersby Row voordat we de bootovertocht naar Ierland maken. Twee uurtjes duurt die oversteek, van Cairnryan in Schotland naar Larne, een havenstadje ten noorden van Belfast. Net genoeg tijd om de panoramastand op onze telefoons te leren kennen en misbruiken. En dan zijn wij klaar voor de Ronde van Ierland.

Jaren geleden lazen Ellen en ik een boek van de Engelse komiek Tony Hawks. Round Ireland with a Fridge heet het. De hoofdpersoon reist al liftend Ierland rond, met een koelkast als reisgenoot. Aanleiding voor deze absurdistische exercitie is een weddenschap gemaakt onder invloed van de nodige biertjes. Gaandeweg mondt het verslag van zijn rondtocht uit in een vrolijke lofzang op de Ierse levenskunst. Wijzelf hebben op deze vakantie weliswaar geen koelkast bij ons – en we gaan natuurlijk niet liften – maar we hebben wel dit boek ingepakt om het goede gevoel vast te houden. (We hebben overigens wel een Nespresso apparaat in de kofferbak. Maar dat is functioneel, dus dat voelt toch anders.)

Vanaf Larne rijden we naar Portrush, tegen de klok in de kust volgend. Onderweg komen we langs de Giant’s Causeway, de indrukwekkende erfenis van een vulkaanuitbarsting zestigmiljoen jaar geleden. Het staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco en is de grootste toeristentrekker van Noord-Ierland. Duizenden basaltkolommen staan als gigantische zeshoekige orgelpijpen langs de kustlijn gegroepeerd. Volgens de overlevering zijn de kolommen het restant van een dam naar Schotland, gebouwd door een lokale reus die een robbertje wilde vechten met een overzeese concurrent. We wandelen een paar uurtjes langs en over de steenkolommen en zien hoe de zon achter de horizon verdwijnt. Dan rijden we door voor een late incheck in Portrush. Dit stadje zou waarschijnlijk nogal slaperig ogen als het niet helemaal op z’n kop stond vanwege “The Open”, ‘s werelds meest prestigieuze golftoernooi. Wisten wij ook niet. Gelukkig hadden we onze accommodatie tijdig geboekt, anders hadden we ongetwijfeld onder de brug moeten slapen.

De volgende dag vervolgen we in alle vroegte onze Ronde van Ierland. Via Londonderry – ‘Derry’ voor katholieken – rijden we naar Malin. Het huis dat Airbnb ons daar heeft toebedeeld is bijzonder ruim. Maar de vreugde daarover slaat bij de jeugd om in teleurstelling als blijkt dat de wifi buiten bedrijf is. Het gevolg? Er wordt gevoetbald op het grasveldje. Er worden spelletjes gespeeld in de lokale pub. En er worden boeken gelezen. Teun verrast ons doordat hij out-of-the-blue boeken blijkt te kunnen lezen in het Engels. En dan heb ik het niet over Miffy goes to the beach maar jeugdboeken die geschreven zijn voor zijn leeftijd. Ironisch genoeg is deze taalvaardigheid opgedaan als collateral damage bij het gamen en binge-kijken van youtube filmpjes, pardon my French. Enfin, daar sta je dan met je pleidooi voor digi-mindering. De afwezigheid van wifi maakt het overigens ook net iets makkelijker om de jonge meute te mobiliseren voor tripjes en wandelingen. En dat is toch een beetje de essentie van vakantie als je het ons, halve boomers, vraagt. Zo rijden we naar Malin Head, het noordelijkste puntje van Ierland. We maken er een prachtige wandeling langs de kliffen. Dat precies op dat punt een mobiele barista staat met kwaliteitskoffies en fijne staaltjes home baking is mooi meegenomen, en ook een beetje een trend waar ik geen protest tegen ga aantekenen.

Op woensdag verkassen we naar Fanad schiereiland, met een pitstop voor lunch en tweedehands boeken in Letterkenny. Voor het eerst deze vakantie regent het. Oftewel: we zijn al bijna een week op vakantie en tot nu toe heeft het niet geregend! We overnachten bij Seamus en zijn vrouw, een jong stel dat in een enigszins rommelige boerderij woont. Naast de gedeelde keuken is de helft van het huis voor gasten ingericht. Er is een woonkamer met een bankstel en een paar luie stoelen, een kachel en een groot scherm waarop Seamus zijn Netflixabonnement ter beschikking stelt. Zo zien we dat hij Marie Kondo kijkt, en we begrijpen wel een beetje waarom. Roxy, een jonge labrador, blijft thuis terwijl haar baasjes de hele dag druk aan het werk zijn. Het is kortom het type B&B waar sommige mensen heel nerveus van worden maar waar wij wel van genieten.

De omgeving is prachtig. We besluiten dat een kasteel het goed doet met de regen. Maar dan blijkt dat Doe Castle een openluchtkasteel is, dat is dan weer jammer. We bekijken Fanad Head Lighthouse, en het strand bij Portsalon met vloed. Bij Dunfanagy wandelen we langs de kliffen. Het kost enige moeite om er niet vanaf te waaien. Op vrijdag klaart het weer op, we hebben een rustige ochtend en voetballen op het strand.

Ook op zaterdag zijn de weersomstandigheden heel aardig. En dat betekent dat we Mount Errigal gaan beklimmen! Technisch is het geen moeilijke hike, het is gewoon lang omhoog lopen, maar het staat wel bekend om de drassige bodem. Zelfs bij droog weer; als het regent hoef je het niet eens te proberen. Ieder van ons gaat op zijn eigen manier om met het vooruitzicht van een bergbeklimming. Ellen is duidelijk mentaal aan het preppen voor de fysieke inspanning. Ik krijg zweethanden en hartkloppingen zodra de berg in zicht komt en ik de steile afgronden visualiseer. En de kinderen vinden alles best; er is ze beloofd dat ze een vakantieboek krijgen als ze op de top hebben gestaan dus wat hebben ze te verliezen. We proppen nog een paar tosties naar binnen bij de lokale kwalitaria, parkeren de auto aan de voet van de berg, en hobbelen met een rugzak vol (nog meer) eten richting de berg. De belofte van modder wordt meteen waargemaakt. Een man springt met zijn dochtertje op zijn nek over de ontelbare drassige poeltjes. Hoe lang zal hij dat volhouden? We zijn nog niet halverwege als Teun bij een van de talloze modderige keuzes besluit om “niet linksaf, niet rechtsaf, maar recht door zee te gaan”, en prompt staat hij tot zijn middel in de blubber. Ons doel om met z’n vieren de top te halen krijgt ineens concurrentie van twee hogere doelen: behoud van onze zoon, en behoud van zijn bergschoenen. Gelukkig weten we zoon mét schoenen uit de modder te bevrijden, maar het oorspronkelijke doel inclusief vakantieboeken moeten we opgeven. Nou ja, moet het? We komen een man tegen die met zijn hond omhoog loopt, naar eigen zeggen al voor de derde keer vandaag – en het is nog best vroeg op de dag. Poging twee had hij moeten afbreken om thuis schone kleren te halen nadat hij ook in de modder was gezakt. Zo kan het dus ook. Maar waarom dan drie keer? Hij is aan het trainen zegt hij, “voor een hike”. De onderliggende boodschap is dat wat wij hier doen geen hike is maar een soort opwarmoefening, een ommetje. We herpakken ons en vertellen dat wij ook in training zijn, voor de Dingle Way. Nou hij weer.

Het Dingle Schiereiland is een grote kromme vinger die in het zuidwesten van Ierland de oceaan insteekt. Hier willen we een groot deel van de Dingle Way gaan lopen, een langeafstandspad rond het schiereiland. De complete tocht is 179 kilometer, dat loopt een gezonde volwassene in acht à negen dagen. Nu willen wij best wel flink wandelen, en ook meerdere dagen achter elkaar, maar 179 kilometer in negen dagen lijkt ons net iets te veel van het goede. Met wat puzzelen en flink wat hulp van een lokaal reisbureautje, het onvolprezen Celtic Nature, draaien we een prachtig reisschema in elkaar met vijf wandeldagen en zes overnachtingen in kneuterige B&B’s, bagagetransport zodat we niet te veel hoeven te sjouwen en af en toe een transfer om een paar kilometer van de (te) lange originele dagafstanden af te snoepen.

We zijn van mening dat onze kinderen – nu ze zes en negen zijn – helemaal klaar zijn voor zo’n meerdaagse trektocht. Ze reageren zelfs met veel enthousiasme. Onze omgeving reageert af en toe wat minder toegeeflijk. Nauwelijks ironisch worden er woorden gebruikt als ‘kinderslavernij’ en ‘dwangarbeid’. Wij zien het probleem niet echt, wij moesten vroeger ook gewoon ‘mee’ met onze ouders de bergen in. Daar zijn we geen slechtere mensen van geworden. En een beetje regen, daar gaan ze niet kapot van, daar hadden we die regenkleding voor, weet je nog? Over een paar dagen gaan we het zien, dan begint onze Dingle tocht.

We nemen afscheid van onze Zwitserse gastheer Kurt – die met teutoonse grondigheid de uitcheckcontrole doet. De zondag start druilerig, we brunchen in een druk hotel-restaurant  in Ardara. Om ons heen zit een meute mannen al uitgebreid aan het bier, de sporttassen suggereren dat het de derde helft is van een sportwedstrijd. Al zou het gezien het vroege tijdstip ook zomaar indrinken kunnen zijn, de beruchte nulde helft….

Vanuit ons huisje bij Glencollumbcille bezoeken we de beroemde kliffen van de Slieve League. We willen er met een bootje langsvaren maar dat plan wordt getorpedeerd door het ruwe weer. Dan maar met de auto naar boven voor een korte maar spectaculaire wandeling langs de bovenkant van de kliffen. Als we zijn uitgewaaid kijken we bij Muckross head vol ontzag naar de rotsklimmers die er hun ding doen.

Op dinsdag maken we de lange rit naar Portmagee. Dat ligt bij de Ring of Kerry, één schiereiland boven Dingle. Onze B&B gastvrouw is uiterst genereus met thee – en met tips over de omgeving. We maken de oversteek naar Valentia Island dat hier vlak voor de kust ligt, en bezoeken er een klein maar fijn museum over de Skellig eilanden. Deze desolate eilanden liggen zo’n tien kilometer uit de kust en zijn beroemd door het middeleeuwse klooster, door de unieke vogels, en meer recent door de opnamen van “Star Wars: The Last Jedi”. Een bezoek aan de eilanden is helaas niet mogelijk, maar het museum geeft een mooi beeld. Onder het mom van koolhydraatstapelen sluiten we “Kerry” af met een bezoekje aan de lokale chocoladefabriek.
 
We overnachten in Camp, bij het startpunt van onze Dingle Way, in de B&B van een lief oud vrouwtje. Daar laten we onze auto achter met de spullen die we de komende dagen niet nodig hebben. Zo kunnen we licht bepakt op pad, met niet veel meer in de rugzak dan een regenjas, een lunchpakketje en een fles water. De andere bagage wordt voor ons naar de volgende overnachtingsplek gebracht.

De eerste etappe is een kilometer of twaalf, met zo’n tweehonderd hoogtemeters. We lopen van Camp over de bergrug naar Inch Beach, vanwaar we naar Annascaul worden gebracht. Het miezert een beetje. Met enige regelmaat komen we andere wandelaars tegen waarmee we ’s morgens in Camp aan het ontbijt zaten. Dan weer halen zij ons in, dan wij hun weer. Hun sceptische blikken aan het begin, als onze kinderen duidelijk nog in hun ritme moeten komen, lijken gaandeweg te verdwijnen. Tessel slentert voortdurend wat achter ons aan, maar ze gaat door als een dieseltreintje. En Teun hangt ’s avonds weliswaar uitgeblust boven zijn bord – maar hij heeft het wel gedaan. Na zo’n inspanning genieten we extra van de fish ’n chips die onze gastheer speciaal voor ons in elkaar draait.

Op de tweede wandeldag worden we met de auto naar ons startpunt gebracht, een stukje voor Lispole. Zo zorgen we dat de etappe behapbaar blijft; het doel is maximaal een kilometer of veertien per dag. De wandeling gaat door bergachtig gebied naar het stadje Dingle. De zon laat zich steeds meer zien; ’s middags is het weer zelfs stralend. Af toe is het banjeren door de modder, langs prikkelstruiken en over de trapjes, hekken en dijken die de weilanden van elkaar scheiden. Het gaat niet helemaal van een leien dakje. Teun krijgt onderweg last van zijn tenen, Stijn van zijn heup en Ellen van haar kuit. Gaandeweg blijkt dat we ons startpunt iets te slordig hebben uitgekozen: bij aankomst in Dingle hebben we ruim twintig kilometer gewandeld! En dan moeten we er nog twee naar onze B&B net buiten het stadje. ’s Avonds brengt Claire van Celtic Nature ons met de auto naar Dingle voor het avondeten – Claire is degene die deze mooie tocht voor ons heeft aangepast en geboekt, het is dus leuk om even kennis te maken. En het is een klein wonder dat Tessel na zo’n wandeldag nog vol energie terughuppelt naar de B&B.

De derde wandeling, op zaterdag, gaat van Fahan naar Dunquin. Dit staat bekend als een van de mooiste gedeeltes van de Dingle Way, en dat kunnen wij beamen. De zon straalt, de lucht is strakblauw en we lopen fluitend het eerste gedeelte. Maar dan zijn we ineens midden op de berg de weg kwijt. Moeten we links, rechts? Of toch recht omhoog? Stijn test wat opties uit, maar komt er ook niet uit. We kiezen een route waarbij we stranden tussen de distels. Even is de motivatie ver te zoeken, maar uiteindelijk maken we een pragmatische keuze en ploegen we recht naar beneden de berg af richting de kustweg. Dan weten we in ieder geval weer waar we zijn. Per abuis struinen we midden over een terrein met historische bee hive hutten. Dat was nou ook weer niet de bedoeling. Maar goed, nood breekt wet. We weten nu in ieder geval weer waar we zijn op de kaart. Met kraakhelder zicht op Skellig Micheal en de Blasket Island archipelago lopen we over de drukke kustweg door naar Coumeenoole Beach. Hier nemen we een ruige duik in het water en lopen we via de weg verder naar onze accommodatie in Dunquin. De teller blijft steken op een respectabele veertien kilometer. Onze gastheer, een van oorsprong Canadese man, serveert samen met zijn vrouw een geweldig driegangen diner in onze knusse privé-cottage. Het hutje is voorzien van een bad én een DVD-collectie; Ellen en Teun kijken de meest recente Star Wars film ‘the last Jedi’, wat toch wel een film is met een lokaal tintje.

Zondagochtend haalt Claire ons zelf op om ons af te zetten bij Smerwick Harbour. Vandaar wandelen we via de kust naar Ballyganneen, zo’n veertien kilometer. Het eerste gedeelte gaat volledig langs het strand naar Ballydavid. Daar lunchen we uitgebreid en hebben we een lange zwemstop. Met veel moeite plukken we de kinderen uit zee en lopen we het laatste stuk van de dag naar Moorestown langs steile kliffen. Wat een mooie route vandaag! We overnachten in An Riasc, een luxe B&B, waar we flink in de watten worden gelegd.

De volgende ‘leg’ van de Dingle Way is de zwaarste en gaat van Cuas naar Cloghane over Mount Brandon. Het was van tevoren al duidelijk dat we deze wandeling niet zouden gaan doen. Het is meer dan twintig kilometer klauteren en glibberen langs een eenzaam, ruig bergpad. Met ook nog weinig zicht, want het is zwaar bewolkt vandaag. Dat slaan wij dus met veel genoegen over. In plaats daarvan laten we in Cloghane afzetten en lopen we een gemakkelijke maar prachtige wandeling rondom Lough Doon, in een gletsjerkom omringd door hoge bergen. ‘s Avonds in de kroeg in Cloghane komen de verhalen los van de wandelaars die tegelijk met ons in Camp waren begonnen aan de Dingle Way. Zij hebben vandaag wél de bergroute gelopen, en hebben midden op de berg een Argentijn moeten redden die was uitgegleden en met zijn schouder uit de kom kermend op de grond lag. Wij concluderen dat we een wijs besluit hebben genomen. Tijdens het proosten op de goede afloop bekennen onze medewandelaars dat ze ons bij de start van de eerste dag wel een beetje hadden uitgelachen vanwege onze beslissing om met twee jonge kinderen aan deze tocht te beginnen. Vijf dagen later kunnen we daar samen hartelijk om lachen. We hebben een prachtige, afwisselende trektocht achter de rug. Het uitzicht verandert voortdurend, zelfs tijdens één wandeldag loop je door veel verschillende landschappen: over heuvels, tussen de rotsen, door de duinen en langs kliffen, en soms ook een groot stuk over het strand. Naast al het natuurschoon kom je ook nog om de haverklap (pre-)historische bouwwerken tegen zoals Menhirs, Ogham-stenen en bijenkorfhutten.

Dinsdagochtend worden we met de taxi naar Camp gebracht waar we weer in onze eigen auto stappen. Ook de rest van de vakantie wordt er flink gewandeld. We hebben de smaak goed te pakken. We zitten nog een kleine week in een airbnb op de Beara Pensinsula. Het weer zit mee, dus we nemen de piepende en krakende kabelbaan naar Dursey Island. De wachttijden zijn helaas eindeloos lang. Op zich staan er niet eens zoveel mensen te wachten, maar de overtocht duurt een kwartier en er mogen maximaal acht mensen per keer vervoerd worden. Dit waarschijnlijk om te voorkomen dat het houten bakje in de kolkende Dursey Sound stort. Op het eiland lopen we – heuvel op heuvel af – een prachtige route met vrij zicht op de Kerry en Dingle schiereilanden en op Skellig Michael. We lunchen bij de ruïne van de Napoleontische signaaltoren. Deze toren is circa 200 jaar geleden gebouwd in een reeks van verdedigingstorens vanaf Malin Head tot aan Dublin. De lopen in een grote ronde terug naar de kabelbaan en schuiven aan in een lange rij voor de terugtocht. Ruim anderhalf uur moeten we wachten voordat we aan de beurt zijn, in de koude wind – en in een vrolijke meute, dat wel.

Na ruim drie weken rijden we naar het vliegveld in Knock vanwaar Stijn naar huis vliegt om weer geld te gaan verdienen. Ellen en kinderen kunnen nog een weekje blijven. Wat is eigenlijk het Ierse woord voor jaloezie – Guinnessinne?

Onze laatste grote wandelingen van de vakantie maken we in County Mayo, het gebied boven Galway. Net buiten het stadje Westport staat de heilige berg Croagh Patrick, bedekt met losse stenen. Een klim van 750 meter hoog en 7 km lang. Lokaal staat de berg bekend als “the Reek”. We zijn er een paar dagen na Reek Sunday. Op deze dag, de laatste zondag in juli, wordt het pelgrimspad door duizenden mensen gelopen. Sommige gelovigen doen dit op blote voeten. Ook vandaag lopen er nog een paar mensen op blote voeten. Een paar dagen te laat, maar dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan het nogal ‘Ierse’ weer van de afgelopen dagen. Op Reek Sunday was het stormachtig en was uitzicht nihil, maar vandaag schijnt de zon uitbundig. De klim gaat verrassend soepel, we zijn duidelijk goed ingelopen. Het allerlaatste stukje naar de top durven we niet aan. Gedurende de klim schuift er een grote wolk rond de top en is er geen zicht meer op het pad. Dit vinden we te tricky.

We sluiten de vakantie af met surflessen in Keel Beach op Achill Island. Dit initiatief wordt met gejuich ontvangen en is een groot succes. Achill Island is een waardige afsluiter, het is een geweldig mooi en divers eiland. We hebben mazzel, het weer is prachtig en de zee is kalm genoeg voor de beginnende surfers. We persen er nog een laatste wandeling uit naar Achill Head, maar eigenlijk hebben Teun en Tessel geen zin meer in wandelen. Elke stap wordt onder protest gezet.

Op de allerlaatste dag slaat het weer om en rijden we in een storm terug naar de haven van Dublin. Dat is even andere koek dan het rustige weer van de afgelopen dagen. We zetten de auto op de boot en zwiepen en zwalken met de kotszakjes in de hand in een zeer ruige zee in 26 uur terug naar het vasteland.